In GLB-pilot naar vijftig tinten groen
Het kleinschalige cultuurlandschap op de zandgronden versterken via een adequate vergoeding voor boeren, medegefinancierd vanuit het Europese landbouwbudget. Dat is het kerndoel van de GLB-pilot ‘Naar vijftig tinten groen in het kleinschalig cultuurlandschap’. De pilot wordt uitgevoerd door vijf agrarische collectieven.
De pilot is een van zeven die onlangs zijn gestart in de aanloop naar het GLB 2021 – 2027. Deze wordt uitgevoerd door vooral grondgebonden melkveebedrijven in kleinschalige gebieden met veel houtwallen, hagen en andere landschapselementen.
Vijf groepen boeren
In de gebieden van de collectieven in Utrecht-Oost, Veluwe, Achterhoek, Midden-Brabant en Noordoost-Twente gaan steeds circa vijftien agrariërs aan de slag met maatregelen op hun bedrijf die een positief effect hebben op landschap, biodiversiteit, bodem- en waterkwaliteit, klimaat en sluiten van kringlopen. Nadruk ligt op behoud en zo mogelijk ontwikkeling van het kleinschalige landschap.
Maatregelen met draagvlak
Volgens projectleider/adviseur Rob Geerts wordt bij de uitvoering van de pilot voortgeborduurd op ervaringen die in een eerdere GLB-pilot in de omgeving van Winterswijk zijn opgedaan. Geerts is werkzaam bij Wageningen UR en is voor een dag per week ingehuurd om de uitvoering van de GLB-pilot te begeleiden.
“In grote lijnen weten we al welke maatregelen goed uitpakken voor natuur en landschap in kleinschalige landschappen op zandgronden”, zegt Geerts. “De uitdaging is nu om pakketten te ontwikkelen waarvoor draagvlak is en die aansluiten bij de doelen van het nieuwe GLB.”
Faunaranden
De bedoeling is dat de deelnemende boeren op 7% van hun grond gerichte maatregelen nemen om natuur en landschap te versterken. Het gaat dan bijvoorbeeld om aanleg van landschapselementen en faunaranden, ontwikkeling van kruidenrijk grasland en teelt van alternatieve voeder- en eiwitgewassen.
Geerts: “We gaan in de vijf deelgebieden een set van maatregelen ontwikkelen die een positief effect sorteren op de biodiversiteit. Veel van die maatregelen zijn ook goed voor de kwaliteit van de bodem en de waterkwaliteit en passen in de kringloopgedachte.”
Gezamenlijk doelen realiseren
De set van maatregelen verschilt per deelgebied. Per gebied wordt ook gekeken naar de natuur- en waterdoelen van andere partijen, zoals waterschappen, drinkwaterbedrijven en provincies. Een van de gebieden ligt rond een landgoed nabij Lochem. Geerts: “Dat landgoed heeft doelen, het waterschap Rijn en IJssel en provincie Gelderland hebben die ook. De uitdaging is om maatregelen uit te voeren die inpasbaar zijn in de bedrijfsvoering en die tegelijkertijd aan veel van die maatschappelijke doelen voldoen. In keukentafelgesprekken met de boeren wordt bekeken welke maatregelen op welke locatie effectief en uitvoerbaar zijn.”
Regionaal sturingsmodel
Binnen de pilot wordt ook gewerkt aan de ontwikkeling van een regionaal sturingsmodel. Onderzocht wordt op welke manier aan zoveel mogelijk maatschappelijke doelen tegemoetgekomen kan worden met een adequate beloning voor de inzet van de boeren.
Waarschijnlijk gaan de GLB-toeslagen komende jaren omlaag. Tegelijkertijd overwegen andere partijen die actief zijn in het landelijke gebied om boeren te belonen voor bovenwettelijke prestaties op het gebied van biodiversiteit en bijvoorbeeld klimaat. Geerts: “Denk bijvoorbeeld aan de Rabobank die zijn rentetarief overweegt te verlagen voor agrarische ondernemers die extra inspanningen leveren op het gebied van duurzaamheid. Of aan waterschappen die een lager tarief in rekening kunnen brengen voor boeren die het oppervlaktewater minder vervuilen. De kunst is om de verschillende doelen en vergoedingen, ook vanuit het GLB, op een slimme manier aan elkaar te verknopen. Uiteindelijk moet dat leiden tot een nieuw regionaal sturingsmodel. In andere GLB-pilots wordt hier overigens ook aan gewerkt.”