Forse politieke tegenstellingen over GLB
De verschillen tussen politieke partijen over de toekomst van het Europese landbouwbeleid zijn groot, misschien wel groter dan ooit. Waar de ene partij pleit voor lokale voedselproductie en inkrimping van de veestapel doet de andere een ferm pleidooi voor verdere vrijhandel. Van rechts tot links, alle partijen zijn voor een omschakeling naar een meer duurzame bedrijfsvoering in de land- en tuinbouw. Maar over de invulling hiervan lopen de ideeën uiteen.
Dat bleek tijdens een debat eerder deze week in Nijkerk in de aanloop naar de verkiezingen van het Europese Parlement op 23 mei.
De agrarische vakbonden NAV en NMV en Platform Aarde Boer Consument waren de organisatoren. Vijf politici namen aan de discussie deel: Jan Huitema (VVD), Bert-Jan Ruissen (SGP), Tineke Strik (GroenLinks), Geert Ritsema (SP) en Anja Hazekamp (Partij voor de Dieren).
Vrijhandelsakkoorden
Het debat ging voor een belangrijk deel over de voor- en nadelen van vrijhandelsakkoorden voor boeren en tuinders. Ruissen (SGP) is kritisch over handelsakkoorden als Ceta en Mercosur. Als een handelsakkoord leidt tot een verslechtering van de marktpositie van Europese boeren, is de SGP daartegen. “Wij zijn overigens niet principieel tegen, ook niet voor, maar beoordelen elke afzonderlijke handelsafspraak op de effecten die deze heeft. Akkoorden mogen niet leiden tot verstoring van de concurrentieverhoudingen”.
Jan Huitema (VVD) deelt dat standpunt in grote lijnen. “Een gelijk speelveld, binnen en buiten de Europese Unie, is voor ons altijd uitgangspunt. Bij handelsakkoorden zijn we daar kritisch op. Agrarische producten van buiten Europa die hier op de markt komen, moeten aan dezelfde standaarden voldoen als de producten van boeren in de Europese Unie. Met heffingen en quota kun je dat goed regelen.”
Volgens Geert Ritsema (SP) is vrijhandel juist de bron van alle problemen in de agrarische sector, of het nu gaat om de lage inkomens, uitstoot van klimaatgassen of achteruitgang van natuur en landschap. Het GLB moet zorgen voor redelijke inkomens in de landbouw, vindt hij, “maar bij de uitbetaling van de toeslagen moeten dan wel stevige eisen worden gesteld op het terrein van bodem, klimaat en biodiversiteit.”
GLB op de schop
Tineke Strik van GroenLinks memoreert dat circa 40% van het EU-budget naar de landbouw gaat. Daar heeft de partij op zich geen moeite mee, wel met de wijze waarop de premies nu worden uitbetaald aan boeren. “Het GLB moet helemaal op de schop. En dan niet in de vorm van een extra premie voor boeren die iets meer doen voor natuur en klimaat. Duurzame productie moet basisuitgangspunt zijn bij de uitbetaling van GLB-toeslagen.”
Volgens SP, GroenLinks en Partij voor de Dieren komt het huidige GLB alleen ten goede aan de grote landbouwbedrijven en de agro-industrie. Hazekamp van Partij voor de Dieren is voorstander van afschaffing van landbouwsubsidies. “Dat moet in een paar jaar gebeuren. In een overgangsperiode van een paar jaar moet het GLB-geld dan worden gebruikt voor een transitie naar een echt duurzame productie, met een afbouw van de industriële vleesproductie.”
Quotering
De organisatoren van de bijeenkomst toonden zich voorstander van quotering, zoals tot 2015 in de melkveehouderij en recent in de suikerproductie. Die quoteringen hadden nooit afgeschaft moeten worden, vinden NMV, NAV en Platform Aarde Boer Consument. Voor dat idee kregen zij de handen niet op elkaar. SP, GroenLinks en Partij voor de Dieren geloven meer in voedselproductie voor consumenten in de eigen regio. De consument zou hiervoor graag een hogere prijs betalen.
VVD en SGP zijn niet principieel tegen regulering van de productie, maar alleen in crisissituaties. Huitema: “Onder extreme markt- of weersomstandigheden kan regulering van de productie als vangnet fungeren om te voorkomen dat boeren failliet gaan. Maar niet als structurele maatregel om boeren een goed inkomen te garanderen. Dat past niet meer in deze tijd van liberalisering.”