GLB-pilot update: Naar 50 tinten groen
De GLB-pilot Naar 50 tinten groen in het kleinschalige cultuurlandschap is een samenwerking tussen de agrarische collectieven: VALA (Achterhoek), Veluwe, Utrecht Oost, Noordoost Twente en Midden Brabant. Samen zetten zij zich in, in hun gebied van kleinschalig landschappen op zandgrond, voor een betere biodiversiteit, landschap, kringlooplandbouw, bodem, water en klimaat.
Arie Schoemaker (projectleider pilot en secretaris VALA) vertelt over hoe ze nu twee jaar lang aan de slag gaan met effectieve vergroeningsmaatregelen die op landelijk niveau toegepast kunnen worden.
Kleinschalig landschap
Er is gekozen voor een vergroening in het kleinschalig landschap, omdat uitwijst dat kleinschaligheid de biodiversiteit vergroot. VALA (toen nog: WCL Winterswijk) had eerder aan een GLB-pilot meegewerkt om vergroeningsmaatregelen te ontwikkelen, voor de huidige GLB-periode. Na die pilot is VALA in gesprek gebleven met het ministerie van LNV en daaruit is deze GLB-pilot voortgekomen. De andere vier collectieven met gelijksoortige gebiedskenmerken hebben zich aangesloten. Daar zit dan meteen ook de uitdaging én de meerwaarde van deze pilot.
Meerwaarde van samenwerken
Alle collectieven werken anders, deels andere werkorganisaties en verschillende besturen. Niet iedereen was gewend om in een (deel)gebiedssessie samen met deelnemers, provincie, gemeenten, terreinbeherende organisaties zoals Natuurmonumenten, waterschappen en gebiedscoördinatoren over één kaart te buigen en gezamenlijk aan hetzelfde doel te werken. Arie Schoemaker: “De meerwaarde van het werken met verschillende gebieden en collectieven en daarbij alle betrokken partijen, is dat je nu maatregelen ontwikkelt die landelijk toepasbaar zijn en niet alleen in de Achterhoek of Utrecht Oost.”
Verhoogde productie
De maatregelen die ontwikkeld zijn, worden nu één jaar toegepast door de deelnemers. Per gebied zijn dat 15 boeren. De maatregelen zijn bijvoorbeeld het telen van eiwitrijke gewassen en graan in plaats van maïs en Engels raaigras.
Schoemaker: “Dat betekent dat melkveehouders graan moeten leren verbouwen. Dat zit niet in hun genen, de oogst moet namelijk wel wat opleveren anders blijft het bij dat ene jaar. Er is één deelnemende melkveehouder die door eigen graan als krachtvoer aan zijn koeien te voeren, de melkproductie aanzienlijk omhoog zag gaan. Een leuke win-win situatie. Meer biodiversiteit in het landschap, hogere melkproductie en een gesloten kringloop, oftewel minder stikstofuitstoot.”
Komend jaar
Andere boeren doen aan onderzaai van gras in mais. Er zijn demonstraties geweest over teelt van kruidenrijk grasland (inzaai en onderhoud), slootbeheer, composteren en gebruik van vanggewassen om glyfosaat te beperken. Schoemaker: “In 2020 focussen we ons op de bedrijfsplannen van de deelnemers. Die gaan we vervolmaken en volgen het effect van de maatregelen.”
Daarnaast zijn de ervaringsverhalen van de deelnemers belangrijk. Zij kunnen het beste vertellen wat zij doen en wat het effect is. Schoemaker: “Mooiste van de pilot is dat we met zijn allen aan één doel werken. Samen kunnen we echt het landschap vergroenen.”