GLB-pilot Akkerbelt op zoek naar beste gebiedsproces
Het maken van een regionaal GLB-gebiedsplan met vergroeningsmaatregelen die aansluiten bij agrarische bedrijven in de betreffende regio, is goed voor het draagvlak. Dat blijkt uit de GLB-pilot Akkerbelt. In deze pilot hebben negen agrarische collectieven zo’n gebiedsplan opgesteld. In gesprek met Wim Stegeman, lid van het pilot-kernteam, over enkele ervaringen in de pilot tot nu toe.
De pilot Akkerbelt is een van zeven pilots die in maart 2019 zijn gestart in de aanloop naar het nieuwe GLB. Bij de uitvoering van deze pilot zijn negen agrarische collectieven betrokken. Deze zijn allemaal actief in de akkerbouwstrook die loopt van Zeeland naar Groningen, de ‘akkerbelt’ van Nederland. Ze werken aan een gebiedsgerichte, effectieve en inpasbare invulling van de vergroening. In het nieuwe GLB gaat het dan om de zogeheten eco-regelingen.
Alle collectieven een eigen gebiedsproces
De negen collectieven hebben vorig jaar allemaal een eigen gebiedsplan gemaakt met daarin gewas- en bouwplanmaatregelen óf maatregelen om de groenblauwe dooradering te versterken. Doelen en maatregelen zijn toegespitst op de eigen regio, bijvoorbeeld de grondsoort. Enkele collectieven hebben meerdere deelgebiedsplannen opgesteld, bijvoorbeeld vanwege het grote verschil in grondsoort in het werkgebied van het collectief. Dat is in Groningen en Zeeland gebeurd.
Set eco-regelingen per gebied
Wim Stegeman is positief over de gebiedsprocessen die de collectieven hebben doorlopen om tot een gebiedsplan met een eigen set maatregelen te komen. “Juist door deze exercitie samen met boeren, waterschappen, natuurorganisaties en overheden te doen, ontstaat draagvlak voor maatregelen op het gebied van bodem, landschap, biodiversiteit, water en klimaat. Dat geldt voor alle betrokken partijen. Ik zeg niet dat het altijd makkelijk is gegaan, maar overal is het wel gelukt.”
Op weg naar blauwdruk gebiedsproces
De collectieven hebben het proces in hun gebied allemaal op hun wijze aangepakt. De ervaringen kunnen nu met elkaar worden vergeleken, zegt Stegeman. “Dat is nu juist de meerwaarde van onze pilot. Wij zijn met negen collectieven en hebben dus vergelijkingsmateriaal. Wij kunnen een blauwdruk maken voor een GLB-gebiedsproces waar de betrokken partijen bij de echte start van het nieuwe GLB enthousiast aan willen meewerken.”
In de pilot legt een aantal collectieven de nadruk op natuurvriendelijke bouwplannen en andere op de groen/blauwe dooradering van hun gebied. Het collectief in Flevoland richt zich vooral op de opzet van een puntensysteem waarmee deelname aan de eco-regelingen financieel wordt gewaardeerd.
Veertig verschillende maatregelen
In alle gebieden is met een keuzemenu van maatregelen gewerkt. In het gebiedsproces zijn de maatregelen geselecteerd die passen bij de gebiedsopgaven. Vervolgens kiezen boeren hieruit maatregelen die bij hun bedrijf passen, maar die tezamen wel voldoende vergroeningswinst opleveren. Het gaat bij elkaar opgeteld om zo’n veertig verschillende maatregelen. In elk gebied zijn dit jaar tien tot vijftien boeren actief aan de slag met hun eigen selectie uit het regionale keuzemenu.
Ook kritische boeren doen mee
Het gaat daarbij niet alleen om leden van de collectieven, zegt Stegeman. “In Flevoland hebben we juist een aantal kritische boeren geselecteerd die niet bij het agrarisch collectief zijn aangesloten. Als het erom gaat zoveel mogelijk boeren op vrijwillige basis maatregelen te laten uitvoeren, is hun mening voor ons erg leerzaam.” Ook andere collectieven hebben niet-leden benaderd.
Experimenteren met monitoring
De maatregelen die worden genomen door de deelnemende boeren moeten resultaten opleveren. Op basis van bestaande kennis worden ze geacht effectief te zijn voor één of meerdere van de doelen: biodiversiteit, bodem, klimaat, landschap en/of waterkwaliteit. In de pilot wordt procesmatig ervaring opgedaan met verschillende monitoringsmethoden. Stegeman: “Door grondmonsters te analyseren op soorten en aantallen aaltjes kun je iets zeggen over de bodemkwaliteit. Door nachtvlinders te tellen, weet je meer over de biodiversiteit. Met die methoden zijn we nu bezig. Boeren doen hieraan graag mee, zo zien zij wat hun inspanningen opleveren. Het stimuleert enorm als zij verbeteringen op hun bedrijf zien.”
Voorkomen van administratieve lastendruk
Het werken met regionale keuzemenu’s en puntensystemen kan leiden tot een administratieve lastendruk. Daar zitten boeren niet op te wachten, zegt Stegeman. “Het kan en moet simpel. Bijvoorbeeld door te werken met een basisset maatregelen voor de eco-regeling voor alle boeren in Nederland en die aan te vullen met een aantal regiospecifieke maatregelen. En bij de registratie aan te sluiten bij bestaande systemen, zoals de Gecombineerde Opgave die boeren toch al invullen. In onze pilot en ook enkele andere GLB-pilots denken we hier over na.”
Ook wordt in de pilot onderzocht wat de meerwaarde is van de invulling van de eco-regeling op gebiedsniveau, met een collectief als coördinator.