GLB door de jaren heen
Het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie gaat terug tot 1957. Het doel van dat beleid was om boeren een redelijk inkomen te bieden en consumenten te verzekeren van voldoende voedsel. Deze waarden zijn anno 2021 nog steeds belangrijk in het GLB. Daarnaast is er de afgelopen jaren meer aandacht gekomen voor de bescherming van natuur en milieu, de klimaatopgave en de leefbaarheid van het platteland. Steeds meer zien we een beweging waarbij het GLB wordt ingezet om boeren te belonen voor maatschappelijke diensten.
Tijdlijn
-
1957 - heden
-
In 2017 startte het proces naar een nieuw GLB, voor de periode 2021-2027.
-
Vanaf 2015 komt er een nieuw systeem van betalingsrechten: een vast bedrag per hectare. Vanaf 2019 krijgt iedereen dezelfde waarde per hectare uitgekeerd. Een belangrijke doelstelling is ook de vergroening. Er wordt ingezet op een duurzamere landbouw en bescherming van de biodiversiteit. Akkerbouwers krijgen een vergroeningspremie, dat 30% is van het bedrag dat zij ontvangen. Wie niet aan de vergroeningsvoorwaarden voldoet, krijgt niet het volledige vergroeningsbedrag betaald.
-
Vanaf 2005 wordt jaarlijks een deel van de inkomenstoeslagen afgeroomd voor het plattelandsfonds, ook wel ‘modulatie’ genoemd. In 2008 wordt in een politiek akkoord – de Health Check 2008 – afgesproken om de modulatie vanaf 2012 jaarlijks te verhogen tot 10%. Hieraan worden nieuwe uitdagingen gekoppeld: biodiversiteit, klimaatverandering, waterbeheer, hernieuwde energie, innovatie op deze vier opgaven, en een structuurversterking van de melkveehouderij.
Naar aanleiding hiervan wordt ook de verordening voor inkomenssteun aangepast. Het wordt mogelijk om extra geld in te zetten voor speciale doelen, zoals kwaliteitslandbouw, economisch of ecologisch kwetsbare landbouwsectoren, of risicoverzekeringen.
-
In 2003 wordt het GLB tussentijds geëvalueerd. Er wordt besloten subsidies van bepaalde gewassen los te koppelen van de opbrengst. Deze lijn zet door in de jaren erna. Steeds meer boeren krijgen betaald onafhankelijk van hun productie. De hoogte van die toeslag is gebaseerd op ‘historische betalingen’: de steun die men vroeger kreeg. In 2012 zijn de laatste sectoren ontkoppeld en is er geen gekoppelde steun meer in Nederland.
In 2003 komen er ook cross-compliance voorwaarden: boeren moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen op het gebied van milieu, voedselveiligheid en dierenwelzijn om geld te kunnen ontvangen.
-
De hervorming van ‘Agenda 2000’ verdelen het GLB in twee pijlers. Verschillende maatregelen voor plattelandsontwikkeling worden geïntroduceerd, waaronder gewasdiversificatie, de oprichting van producentengroeperingen en ondersteuning van jonge landbouwers. Agromilieumaatregelen worden verplicht voor alle lidstaten. De ondersteuning van de markt voor granen, rundvlees, melk en zuivelproducten worden stapsgewijs verlaagd, terwijl de directe gekoppelde betalingen aan de landbouwers worden verhoogd. Betalingen voor belangrijke akkerbouwgewassen als granen en oliehoudende zaden worden geharmoniseerd.
-
Vanaf 1992 wordt het systeem van prijsondersteuning geleidelijk afgebouwd en vervangen door directe subsidies. Deze subsidies zijn nog wel gekoppeld aan hoeveel er geproduceerd wordt.
-
Producenten van landbouwproducten krijgen voor hun producten gegarandeerde minimumprijzen. Overschotten worden opgekocht. Dit beleid is in het begin zeer succesvol. Maar al snel loopt het tegen zijn eigen grenzen aan: er ontstaan grote overschotten en de budgettaire kosten lopen uit de hand. Daarom worden er hervormingen doorgevoerd.
-