De landen van de Europese Unie maken samen het zogeheten Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De lidstaten mogen binnen de kaders van dat GLB hun eigen invulling daaraan geven. Op deze pagina's leest u meer over de geschiedenis van het GLB, besluitvorming en kamerbrieven.
Pijler 1: Inkomensondersteuning en markt- en prijsbeleid
Een belangrijk deel van het GLB bestaat uit inkomenstoeslagen. Dat betekent dat boeren subsidies krijgen van de Europese Unie (EU) als extra inkomen. Zij moeten daarbij rekening houden met een aantal randvoorwaarden (waaronder de GLMC’s). In het huidige GLB gebeurt dit in de vorm van betalingsrechten. Dat betekent dat elke boer een vast bedrag ontvangt per hectare grond.
In het verleden speelde het markt- en prijsbeleid van de EU ook een belangrijke rol in het GLB. De EU wil zo voorkomen dat de prijzen van landbouwproducten te veel schommelen. De laatste jaren wordt dit beleid steeds minder op die manier ingezet en ligt de nadruk op inkomensondersteuning.
In het nieuwe GLB zal een deel van het budget van pijler 1 verschuiven van inkomenssteun naar betalingen voor activiteiten die bijdragen aan milieu- en klimaatdoelstellingen. Een keuze die nog gemaakt moet worden is hoe groot het percentage tenminste is dat wordt ingezet om boeren te ondersteunen die toekomstbestendig boeren door middel van de ecoregeling. De verwachting is dat dit percentage tussen de 20% en 40% ligt.
Pijler 2: Plattelandsontwikkeling
De tweede pijler van het GLB is plattelandsontwikkeling, dat we nu kennen als het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP). Het plattelandsfonds richt zich op kennis, innovatie, samenwerking, investeringen, jonge boeren en gebiedsgerichte aanpak. De Europese lidstaten mogen een eigen invulling geven aan het plattelandsbeleid, zolang het bijdraagt aan de door de EU geformuleerde doelstellingen. Wel is het een eis dat Nederland ook zelf ongeveer de helft van de budgetten co-financiert. In Nederland zijn het voornamelijk de provincies die dit financieren en ook uitvoeren.
Op weg naar een nieuw GLB
Het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt elke zeven jaar opnieuw bekeken en waar nodig aangepast. Het vorige GLB liep tot en met 2020. De Europese Commissie heeft in 2018 voorstellen gedaan voor een nieuw GLB voor de periode 2021-2027. Omdat de besluitvorming in Europa over de nieuwe voorstellen is vertraagd, is eind 2020 besloten dat er een overgangsperiode komt voor 2021 en 2022. Zolang de overgangsperiode loopt, blijft de bestaande aanpak van kracht.
Hoewel de voorstellen dus nog niet definitief zijn, zijn de grote lijnen ervan al wel duidelijk. Drie dingen springen eruit:
- Lidstaten krijgen meer vrijheid hoe ze de Europese regels willen uitvoeren. Dat maakt het voor Nederland mogelijk om beter in te spelen op kansen in onze landbouwsector of problemen aan te pakken waar wij als land mee worstelen.
- Alle EU-landen moeten een Nationaal Strategisch Plan (NSP) maken. Daarin beschrijft elk land hoe zij de Europese regels willen gaan toepassen. Het ministerie van LNV, het ministerie van I&W, de provincies en de Unie van Waterschappen zijn bezig om dit plan te maken. Meer over het NSP leest u op de pagina ‘NSP in opbouw’.
- Het nieuwe GLB bevat meer ambities op het gebied van natuur, klimaat en milieu. Dit is samen te vatten in de term ‘toekomstbestendig boeren’, waarbij het belonen van boeren die naast het produceren van voedsel ook zorgen voor natuur, klimaat en milieu een belangrijke rol speelt. Daarover lees je meer op de pagina ‘Toekomstbestendig boeren’.
Op deze website vindt u meer informatie over het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid en de route daarnaartoe. Ook leest u meer over de pilots Toekomstgerichte Landbouw. Zo delen we inzichten, knelpunten en best practices.